4 Welkom in de jaren negentig

Ik kan mezelf nog steeds zien staan bij de vertrekhal op vliegveld jfk toen ik op het punt stond om een reis naar Europa te maken om mijn nieuwe vriendje Thomas te zien. Ik droeg mijn dikke, warme teddyberenjas. Hoe onschuldig zag dit kledingstuk eruit: een jas die leek op een pluchen knuffelbeest. Ik had hem voor zeshonderd dollar gekocht bij Saks Fifth Avenue, kort voor mijn moeders overlijden.

Ik herinner me dat ik tegen haar over de telefoon heb gezegd dat ik een fantastische jas had gekocht. Ze vroeg me om hem te beschrijven. De pluchen nepbonten vacht had de diepe kleur van gepofte kastanjes, het was een houtje-touwtjejas waarvan de houtjes eruit moesten zien alsof ze van echt hoorn waren, en hij had een grote, puntige capuchon. Ik wreef graag met mijn hand heen en weer over de vleug van het bont om de kleur van licht naar donker te zien veranderen.

Mijn man was laaiend toen ik met die jas thuiskwam. Dit was een uitspatting die ‘niet binnen ons budget paste’, had hij geblaft.

Ik had in jaren geen goede winterjas voor mezelf gekocht en ik had berekend dat dit een waardevolle investering was. Ik legde uit dat als ik deze jas minstens drie jaar zou dragen hij me tweehonderd dollar per jaar zou kosten. Hoe meer jaren, des te rendabeler. Normaal gesproken zou ik bezweken zijn onder zijn woede, maar er was iets wat me aanmoedigde en waardoor ik zijn boosheid weerstond. Ik hield de jas.

Dus daar was ik, bijna een vol jaar na die aankoop, terwijl ik bij gate 18 op een harde, koude plastic stoel zat te wachten tot ik aan boord mocht gaan. De jas was als een godsgeschenk. Hij gaf me een beschermlaag, warmte en comfort. De toekomst die voor me lag leek duister, onzeker. Ik had geen idee wat ik zou gaan doen, hoe ik het moest overleven. Toch zaten er in mijn koffer twee paar nieuwe schoenen, suède flatjes. Ik had ze bij Macy’s gekocht op ongeveer dezelfde manier waarop ik vele dingen kocht in die maanden waarin ik mijn huwelijk op de klippen zag lopen: roekeloos. Ik had lange, leren handschoenen gekocht die tot mijn elleboog kwamen, en de ene fantasiepanty na de andere. Ik kocht een spijkerrok van Yves Saint Laurent in de uitverkoop en een zo nauwe kokerrok dat ik er slechts in kon rondhobbelen. Ik kocht een gebroken witte, wollen trui die ik als een omslagdoek om mijn middel moest vastknopen. Ik heb hem nog steeds, hij is bijna nooit gedragen. Ik kocht een paardrijbroek. Ik kocht altijd paardrijkleding hoewel ik nog nooit op een paard had gezeten. En zelfs toen mijn regelmatige bron van inkomsten als assistent voor mijn man begon op te drogen (een van de gebeurtenissen die het ter ziele gaan van ons huwelijk bespoedigde), ging ik door met kopen.

Dus zat ik daar in het vliegtuig en kocht op dezelfde roekeloze manier een fles parfum van Coco Chanel toen het wagentje met de belastingvrije producten langskwam. De zoveelste uitspatting waarvan ik het gevoel had dat ik die nodig had: een nieuw decennium, een nieuwe geliefde en een nieuw parfum.

==

Deze reis markeert het begin van een relatie die uiteindelijk tien jaar duurde. Hij markeert ook mijn kennismaking met zowel een levens- als shopstijl waardoor ik werd verleid. Op dat moment leek het allemaal alsof ik het buitensporig goed had getroffen. Ik was nog maar net van mijn man af en waagde me al aan een nieuwe relatie die zeer veelbelovend leek.

Ik had een relatie met Thomas, een Duitse ondernemer, die pasgeleden naar New York was verhuisd waar hij een winstgevend bedrijf had opgericht. Hij had een intimiderende blik in zijn grijze ogen en een vet Duits accent, en ik herinner me dat ik de manier waarop hij ‘mein Gott’ zei bij alles wat hem verbaasde, erg grappig vond.

Hij was bijna een jaar lang een kennis geweest van mijn man en mij, en toen mijn huwelijk op de klippen liep had hij me door een aantal van de roerigste momenten heen gepraat. Zijn advies was altijd beredeneerd en rationeel, en boven alles, bemoederend. Het bemoederende is datgene wat zo fijn was. Het bemoederende is misschien waar ik me het meest toe aangetrokken voelde.

Thomas had me uitgenodigd om hem te vergezellen bij een reis naar Europa in precies die week waarin ik terugverhuisde naar mijn oude studio, en ik greep de kans met beide handen aan. De gedachte om alleen in dat donkere, kleine appartement te zitten was afschrikwekkend. De mogelijkheid om dat te vermijden was oneindig veel aantrekkelijker. En weer stak mijn ontwijkingsgedrag de kop op.

==

Tegen de tijd dat het vliegtuig landde en ik in Milaan uitstapte, zag ik er niet uit: ik was broodmager, had een wazige blik in mijn ogen en een grote puist op mijn kin. En ik moet er schrikwekkend hebben uitgezien, want ik kan me herinneren dat Thomas ‘mein Gott’ zei toen hij me zag. De eerste dagen brachten we door bij het Comomeer in een appartement dat van een vriend van Thomas was, maar in mijn gedachten blijven ze voor altijd een wazige brij van rust en herstel: heel veel slaap, lange gesprekken en loeihete koppen thee.

Pas in Düsseldorf ging ik me weer mens voelen. De problemen die thuis op me wachtten leken ver weg, tenminste op dat moment, en hoewel ik het niet prettig vond om in het huis van zijn ouders te verblijven, probeerde hij het gemakkelijker voor me te maken door me in de zolderkamer onder te brengen die hij als tiener had bewoond. De kamer was muf, verwaarloosd en donker, en gevuld met aandenkens uit zijn verleden: een stoffige pick-up en oude elpees; een versleten leren bank. Maar ik herinner me dat ik rondkeek en zowel verbaasd als opgelucht was dat deze plek bescheidenheid uitstraalde. Het leek in het geheel niet op zijn luxueuze appartement thuis in New York. Het was duidelijk dat zijn familie niet rijk was en dat hij opgegroeid was in een bescheiden omgeving, en deze openbaring zorgde ervoor dat ik hem bewonderde.

Zijn ouders, hoewel aardig, waren sceptisch. Wie was deze nog niet gescheiden vrouw die alleen Engels sprak? Zijn moeder dekte de tafel met broodjes vlees en kaas, koffie en taart. Zijn vader probeerde een paar woordjes Engels te spreken. Het was duidelijk dat ze hun enige zoon misten, zijn afwezigheid en terugkeer waren belangrijke mijlpalen in hun leven. Mijn aanwezigheid leek een obstakel. Doordat alles constant vertaald moest worden, werden de gesprekken haperend en onnatuurlijk.

Om de spanning te verminderen, nam Thomas me mee naar het stadscentrum om een idee van Düsseldorf te krijgen en om te winkelen. Ik kwam erachter dat Thomas waarschijnlijk nog meer van shoppen hield dan ik, maar om zeer andere redenen. Het was daar, tijdens de rest van die reis, dat ik mijn eerste ervaring opdeed met Thomas’ manier van shoppen.

==

De Königsallee kan worden beschreven als de Düsseldorfse versie van Fifth Avenue. Mijn eerste indruk was: de gebruikelijke dure sportauto’s en vrouwen in bontjassen. Zodra we de auto geparkeerd hadden en uitstapten, voelde ik me onzeker. Mijn teddybeerjas was ernstig misplaatst.

Toen we een trendy boetiek genaamd Eickhoff binnenliepen, nam mijn ongemakkelijke gevoel toe. De winkel gonsde van de jonge verkopers die allemaal erg lang, aantrekkelijk en perfect gekleed waren. Ik was gewend aan mijn koopuitjes bij Macy’s waar ik urenlang als verdoofd kon ronddwalen, zoekend, in mijn eentje, naar iets om te kopen. Door de stralende verlichting en het geroezemoes in de boetiek werd ik bijna duizelig. Toen ik een slokje nam van het glas champagne dat in mijn hand was verschenen, werd ik draaierig. Ik dartelde door de winkel en probeerde nonchalant te doen om mijn onzekerheid te maskeren en zag dat ik naar een donkerblauw pak stond te kijken.

‘Pas het eens,’ zei Thomas.

Ik struikelde over mijn woorden en zei: ‘Nee, echt. Ik... nee, het is goed zo.’

Maar hij stond erop en plots werd ik omsloten door een grote kleedkamer met het glas champagne op een glazen tafeltje en verscheidene paren hooggehakte pumps in verschillende maten voor me op het tapijt.

In de betrekkelijke stilte van de kleedkamer bestudeerde ik het pak dat aan een kleine, geborstelde metalen knop hing. Ik nam de situatie waarin ik mezelf bevond op: hier stond ik dan, amper mijn huwelijk verbroken, in een boetiek in Düsseldorf, champagne drinkend en was gevraagd door een man die ik amper kende om een Jean Paul Gaultier-pak te passen.

Ik keek nog eens naar het pak. Het had strakke pijpen en een jasje met een dubbele rij knopen en een grappig detail: een split onder elke oksel. Het idee ervan was om een witte bloes onder het donkere pak te dragen zodat er flitsen wit doorheen zouden piepen. De gewiekste verkoopster had ook een witte bloes in de kleedkamer gehangen, zodat ik het volledige effect van deze kleermakerstruc kon ervaren.

==

Ik had gehoord van de in Parijs gevestigde Jean Paul Gaultier en had een aantal van zijn creaties in winkels gezien, maar deze was er een die rechtstreeks van de catwalk kwam en ik was nooit in staat geweest om mij zulke uitspattingen te veroorloven. Elk designerskledingstuk dat ik ooit had gekocht kwam uit de outlet of was oude collectie.

Ik keek eens naar het prijskaartje. Het pak kostte verscheidene duizenden Duitse marken, wat neerkwam op zo’n twaalfduizend dollar. Met slechts mijn schikking van vierduizend dollar op mijn bankrekening was ik absoluut niet in staat om zo’n pak te kopen, laat staan dat ik het op mijn blote huid wilde voelen. Bovendien kende ik Thomas niet goed genoeg om te kunnen vaststellen of hij me wilde overladen met cadeautjes en ik wilde niet meteen toehappen. Ik zou het pak passen om gewoon beleefd te zijn en het daarbij laten.

Maar op het moment dat ik het laatste knoopje dichtmaakte van het goedzittende jasje, voelde ik me veranderen. De snit was feilloos, gedetailleerd en precies. Het jasje zette mijn schouders enigszins aan maar niet te veel, de naden creëerde de illusie van een zandloperfiguur. De broekspijpen hadden een messcherpe vouw en een verborgen horlogezakje. Ze hadden de perfecte lengte en ik wenste dat dat niet zo was. Ik zou een hekel aan mezelf in het pak hebben gehad als er iets verkeerd aan was geweest. Maar dat was niet zo. Alles was perfect.

Ik deed mijn armen omhoog om het grappige detail onder de oksels te zien en moest lachen. Het was het geweldigste pak dat ik ooit had gedragen!

Ik kwam tevoorschijn uit de kleedkamer met het pak, de witte bloes en een paar hooggehakte pumps aan. Ik stond voor de passpiegel die uit drie delen bestond. Ondanks mijn slechte teint, mijn huid en mijn lichaamsbouw, zag ik er opmerkelijk fris en levendig uit. En toen ik voor de spiegel stond, besefte ik dat de ‘ik’ die me vanuit de spiegel aanstaarde de ‘ik’ die enkele minuten geleden de boetiek binnen was gelopen had doen verdwijnen.

==

Omdat ik als model had gewerkt, was ik bekend met de transformerende kracht van kleding. Het hele proces van het maken van een modefoto – het haar, de make-up, de locatie en de kleren – draait om het creëren van een illusie. Je arriveert bij een fotostudio voor een shoot met de verwachting iemand anders te worden. Dat is onderdeel van het werk. Toch had ik me nooit zo getransformeerd gevoeld door kleding als die dag in het Jean-Paul Gaultier-pak. Terwijl ik mezelf inspecteerde, werd ik overmand door het gevoel dat dit pak iets van mij had onthuld wat al die tijd verborgen was gebleven.

‘Je ziet er geweldig uit,’ zei Thomas. Hij lachte en raakte mijn haar aan. De verkoopster die ons had geholpen, gaf me weer een glas met champagne en droeg me op om even in het pak rond te lopen. ‘Wen even aan jezelf,’ zei ze.

Wennen aan jezelf.

Dat hoefde niet. Ik was al verleid. Al het gezonde verstand was overboord gezet; al het besef van realiteit was ergens in die stapel kleren die op de grond in de kleedkamer lag gebleven. Ik wilde dat pak hebben en ik had al besloten dat ik het voor mezelf zou kopen.

Ik vertelde de verkoopster dat ik het pak nam. Thomas keek me verschrikt aan. Hij was niet op de hoogte van mijn financiële situatie, maar hij wist genoeg over wat er in mijn leven gebeurde om te weten dat die niet geweldig was. In de dagen die we samen doorbrachten, hadden we het over veel dingen gehad, maar ik had hem niet de details van mijn financiële situatie toevertrouwd. Hij wist van mijn leven hiervoor, had mijn ex-man gekend en was in ons loft geweest, dus hij had een idee van onze levensstijl. En zoals de meesten van mijn vrienden had hij mijn huwelijk op de klippen zien lopen en wist dat ik terugverhuisd was naar mijn kleine studio. Hij was niet achterlijk, en hij was zich ervan bewust dat ik een pak met dat prijskaartje me waarschijnlijk niet kon veroorloven.

Toen ik mijn American Express-kaart uit mijn portemonnee haalde, duwde hij hem weg. ‘Nee, laat dat,’ zei hij. Hij overhandigde in plaats daarvan zijn creditcard. ‘Ik wil dit voor je kopen, het is mijn cadeautje voor jou.’

==

Een eenvoudige aankoop en zoveel radertjes werden erdoor in werking gezet.

We keerden terug naar New York met mijn nieuwe Jean Paul Gaultier-pak. Het pak leek te misstaan in mijn kleine appartement. Het zag er imponerend uit naast alle andere inferieure kleding die ik bezat. Ik had niet eens een degelijke klerenhanger die het jasje in vorm kon houden. Thomas moest me er een van hem lenen; hij was van zwartgelakt hout met een verguld haakje. De hanger zag er nog opvallender, vreemder en kostbaarder uit dan het kledingstuk waarvoor het ontworpen was en dat erop moest hangen.

Door dit alles ging ik mijn bestaande garderobe met een kritisch oog bekijken. Het was een allegaartje. Er waren veel kledingstukken die niet echt bij elkaar pasten. Stukken die ik had aangeschaft volgens de warhoofdstrategie. Ik had geen functionele garderobe samengesteld, maar had willekeurig aankopen gedaan die me schulden hadden opgeleverd.

Hierdoor zat ik met de knagende behoefte om Thomas over mijn situatie te vertellen. De volgende ochtend belde ik hem op kantoor. ‘Zou je alsjeblieft naar beneden willen komen?’ zei ik. ‘Heel even maar. Ik moet met je praten.’ Ik liep van mijn plek op 29th Street naar Park Avenue in iets minder dan een minuut. Toen ik aankwam zat Thomas al buiten op me te wachten. Hij was blij me te zien.

Het was een mooie lentedag. Het felle zonlicht accentueerde de prachtige kwaliteit van het pak dat hij droeg. Hij had een bandplooibroek aan en de vouw aan de voorkant van zijn broek was deskundig uitgevoerd. Het jasje, niet dichtgeknoopt, leek precies het juiste gewicht te hebben en viel precies goed. Zijn schoenen waren net gepoetst.

Vergeleken bij hem zag mijn outfit er opeens belachelijk uit. Ik droeg een mosgroene korte legging tot op de knie en een donkergroen katoenen t-shirt met smokwerk onder mijn borsten. Op Park Avenue in de drukte tussen de echte mensen, met een echte baan, voelde ik me pijnlijk misplaatst in kleding die geschikter was voor een nachtclub dan tijdens een stralende dag. Toen ik naar mijn voeten keek, voelde ik me nog slechter: puntige, zwartleren flatjes die ervoor zorgden dat mijn voeten, maat 41, duidelijk clownesk waren.

Als ik me al deze details van mijn kleding weer voor ogen haal, word ik herinnerd aan het feit dat er iets in mij al aan het veranderen was. Ik besteedde aandacht aan uiterlijk voorkomen – de manier waarop een broek viel, de glans van schoenen – alsof ze nieuwe zin of betekenis hadden gekregen die ik daarvoor op de een of andere manier niet had opgemerkt.

Deze ongemakkelijkheid met mijn eigen verschijning leek bijna belangrijker te zijn dan het probleem dat ik moest aanpakken: ik was de creditcardmaatschappijen geld verschuldigd en ik liep achter met mijn aflossingen. Ik probeerde werk te krijgen als assistente van een fotograaf, maar dat bleek niet zo succesvol als ik had gehoopt. De vierduizend dollar die ik had gekregen bij mijn scheiding was bijna op.

‘Ik beken,’ flapte ik eruit toen ik in de buurt was van Thomas. Hij keek me verward aan. Hij moet gedacht hebben dat ik onze ontluikende romance wilde verbreken.

‘Ik bedoel, ik weet niet meer wat ik met mijn leven aan moet,’ vervolgde ik. ‘Niets is zoals het moet zijn. Ik heb geen baan. Ik heb geen andere keus dan achter de kassa te gaan zitten bij de supermarkt,’ ratelde ik door, belachelijk, theatraal.

‘Rustig maar,’ zei Thomas met geruststellende, vaste stem. ‘We krijgen alles weer op orde.’

Hij moest weer aan het werk.

==

Enkele maanden later verliet ik mijn kleine studio en trok ik bij Thomas in. Op de dag van de verhuizing waren er verscheidene dingen die ik achterliet in het oude appartement: een set kristallen champagneglazen, een fotoboek over het Empire State Building en een jas van nepluipaardenvel die ik nooit had gedragen. Het prijskaartje zat er nog aan.

Daarna ging Thomas me helpen met het opruimen van mijn creditcardpuinhoop. Ik had in totaal bijna tweeduizend dollar schuld staan, wat toen enorm leek. Hij zorgde ervoor dat ik alle klantenkaarten van warenhuizen wegdeed en het geld dat ik had, gebruikte om weer bij te zijn met de aflossingen. Doordat de huur voor mijn eigen appartement weg was gevallen, hoefde ik me geen zorgen meer te maken over die maandelijkse uitgave. Echter, zelfs met deze maatregelen had mijn kredietwaardigheid al behoorlijk veel schade opgelopen. Het zou jaren duren om mijn armzalige aflossingsgeschiedenis weg te poetsen en mijn kredietwaardigheid te herstellen.

==

Thomas bracht een zekere regelmaat en orde in mijn leven waar ik me op dat moment prettig bij voelde. Nadat we waren gaan samenwonen, paste ik me aan zijn manier van leven aan. Wonen in een luxueus appartementencomplex dwong me mijn levensstijl aan te passen. Alleen al het in- en uitlopen van het gebouw – binnengaan of vertrekken door de luxueuze overkapping bij de lobby – betekende een nieuwe manier van bewegen en praten. Op die plek zei ik gedag tegen de huisbewaarder en gaf ik een fooi aan de portier. Daar stond ik toe dat iemand anders een taxi voor me aanhield. Dat was de plek waar mijn Jean-Paul Gaultier-pak op zijn plek was; mijn teddybeerjas leek hier volkomen misplaatst. Hier was het dat mijn kennismaking met luxeproducten een verleidelijke aantrekkingskracht bleek te hebben.

Het kostte me wat moeite om de nuances van deze levensstijl te vatten. Ik kon m’n geluk niet op dat ik onmiddellijk in een situatie belandde waarbij een appartement in de binnenstad met uitzicht op Central Park en shoptripjes overal ter wereld waren inbegrepen. We maakten reisjes naar Venezuela, Parijs, Hamburg en South Beach in Florida. Overal waar we naartoe gingen, shopten we.

Ik besloot ook mijn werkveld te vergroten door het idee om te blijven werken als assistente van een fotograaf op te geven en me in plaats daarvan te concentreren op een carrière als styliste. Het plaatsen van fotobenodigdheden was nooit mijn droom geweest: het was gewoon een deel van mijn verleden, een deel van mijn eerdere huwelijk. Het was voorbij. Ik moest praktisch zijn. Ik was me nu eindelijk bewust dat ik door mijn kennis van fotoshoots en mode waarschijnlijk een geschikte basis kon creëren voor een nieuwe loopbaan.

Ik koesterde nog steeds de wens om te schrijven en voor een tijdschrift te werken. Maar alleen al mijn leven weer op de rails krijgen leek al een onoverkomelijke taak; ik was blij dat de dingen nu op hun plaats leken te vallen.

==

Thomas moedigde me aan om de vele overbodige creditcards die ik had verzameld in mijn huwelijk weg te doen. Hij zorgde ervoor dat ik me beperkte tot American Express en Visa. Ik deed hem graag dat genoegen.

Toch dacht ik in die tijd niet van mezelf dat ik een shopprobleem had. Ik zag mezelf gewoon als een jonge vrouw die een hoop pech had gehad. Ik had verhalen gehoord over echtscheidingen en hoe ze iemands financiën de vernieling in hielpen. Dat was mij ook overkomen: een scheiding, een sterfgeval en een financiële crisis.

Maar wat dichter bij de waarheid kwam was dat mijn moeders dood iets verergerd had wat er waarschijnlijk al die tijd al was geweest. Was het een gebrek aan zelfvertrouwen? Was het onverwerkt verdriet? Was het dat er al die tijd iets in mij ontbrak?

Door Thomas had ik de mogelijkheid om door te gaan met me verstoppen voor dit mijnenveld met vragen en voor mijzelf. Ik kon me verstoppen achter wat een gordijn van buitensporige rijkdom bleek te zijn. Bijna al mijn vriendinnen verheerlijkten mijn relatie met Thomas. Wat had ik geweldig veel geluk gehad, en iedereen had tegen me gezegd: ‘Wauw, je hebt een geweldige vent ontmoet en bent in een chic appartement ingetrokken en Thomas koopt mooie kleren voor je.’ Tegenwoordig houdt het me nog steeds bezig hoe weinig vragen er werden gesteld over de emotionele basis ervan. Maar ik had op meesterlijke wijze mijn verdriet in de ijskast gezet. Waarom zou iemand het geluk dat ik toonde in twijfel hebben getrokken? Het verbaast me nog steeds dat ik deze vragen ook niet aan mezelf stelde.

De enige die vragen over de situatie mocht stellen was mijn nicht Joan. Op een avond tijdens het familiediner bij haar thuis in New Jersey, ratelde ik enthousiast door over Thomas, het pak, de reisjes naar Europa en het appartement dat uitkeek op Central Park. Joan luisterde goed, vertelde me hoe geweldig het allemaal klonk en dat ze hem graag wilde ontmoeten. Desondanks wist ze hoe gekwetst ik was door het overlijden van mijn moeder en kon ze voorbij het opgewekte, dunne laagje vernis kijken.

‘Wees voorzichtig,’ zei ze.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik.

‘Gun jezelf de tijd,’ antwoordde ze.

Deze woorden waren zo waar: gun jezelf de tijd. Ik had mezelf geen tijd gegund. Zelfs voor mijn moeders overlijden had ik geen geduld met mezelf gehad. Ik had altijd snel een oplossing willen zoeken. Stoppen met therapie en mezelf op mode werpen. Thuiskomen uit Parijs met een gebroken hart en mezelf in een huwelijk storten. Een echtscheiding aanvragen en zelfs nog voordat de inkt van de handtekening onder de echtscheidingspapieren is opgedroogd aan een nieuwe relatie beginnen.

Ik verzekerde Joan ervan dat alles goed met me ging. Ik wist wat ik deed.

==

Vanaf dat moment rolde het balletje verder, Thomas bleef me overladen met aandacht en hij begon ook advies te geven. Hij had een mening over elk onderdeel van mijn verschijning: mijn kleding, de nagels van mijn handen (die waren niet op de juiste manier onderhouden) en mijn tanden die rechtgezet moesten worden.

Een keer tijdens een reis naar Florida werd mijn afgeknipte spijkerbroek onderwerp van discussie. ‘Hij ziet er goedkoop uit,’ verklaarde Thomas toen we in de bar van het Delano Hotel iets zaten te drinken. Plotseling voelde ik me verlaagd, minderwaardig. Maar toen ik naar Thomas keek, elegant en goed gekleed (hij droeg bijna nooit een spijkerbroek), besefte ik dat we niet echt bij elkaar pasten. Hij was gekleed als een wereldwijze man terwijl ik gekleed ging als een tiener. Toch ging ik de strijd aan. ‘De broek is een onderdeel van wie ik ben,’ hield ik vol, ook al voelde ik, zelfs toen ik de woorden net had uitgesproken, dat ik niet langer zeker wist of dat waar was. Toen we terugkwamen van de reis, gooide ik de spijkerbroek in de vuilnisbak. De persoonlijkheid van de afgeknipte spijkerbroek en de teddyberenjas werd de deur gewezen.

Ik ging bijna alleen maar met Thomas shoppen en ik stond toe dat hij kleding voor me uitkoos. Over het algemeen had zijn smaak de overhand. Zijn instructies over wat ik moest dragen en hoe ik het moest dragen, werden geaccepteerd en aangenomen.

De volgende kerst waren we weer in Düsseldorf en brachten de vakantie met zijn ouders door. We zouden enkele dagen in hun huis logeren en ik moest mezelf weer op de zolderkamer installeren. Deze regeling was onprettig en verstikkend, maar ik was niet bij machte er iets aan te doen. Thomas stond erop dat het zo ging.

We zouden weer gaan shoppen op de Königsallee, maar deze keer zou ik me anders voelen. Ik was in dat jaar veranderd en nam nu gemakkelijk mijn plaats in onder de goed geklede vrouwen die de winkelgalerijen overspoelden op die duistere, bewolkte decembermiddagen.

Op een dag toen we langs de juwelierswinkel Hestermann wandelden, stelde Thomas voor om naar horloges te kijken. Ik weet nog dat ik die dag met hem de winkel binnenstapte en onder de indruk was van het feit dat de eigenaar, die een andere klant aan het helpen was, opsprong en Thomas de hand kwam schudden. Na ons te hebben voorgesteld, werden we naar twee stoelen met rechte rugleuningen gebracht die voor een grote, met leer beklede tafel stonden. De eigenaar van de winkel ging een gelakte deur door en kwam even later terug met een klein doosje in zijn hand.

Terwijl hij ging zitten en het doosje neerzette, wist ik wat er ging gebeuren. Voordat ik het helemaal had verwerkt, schoof Thomas het doosje over het blad van de tafel, keek me aan en zei: ‘Ik wil graag dat je met me trouwt.’ Dat gezegd hebbende, opende hij het doosje en onthulde een brede platina ring met een schitterende diamant.

Omdat ik me al eens in een huwelijk had gestort, met weinig aandacht voor de realiteit van de verbintenis, was ik er niet klaar voor om me weer in het huwelijk te storten. Ik voelde me verslagen na mijn echtscheiding, ik voelde me een mislukking, nog steeds onzeker over mijn eerdere motivaties en fouten en nog steeds met onverwerkt verdriet. Trouwen was het allerlaatste wat ik wilde. Bovendien beschouwde ik mijn relatie met Thomas goed zoals ze was: stabiel, solide en zonder strijd. We schenen een goed ritme te hebben gevonden en voorlopig vond ik dat genoeg.

Maar terwijl ik daar zat, duizelig van de jetlag, overdonderd door het onverwachte voorstel, was ik niet in staat om mijn oprechte zorgen te verwoorden. Ik wilde Thomas niet teleurstellen.

Thomas haalde de ring uit het doosje en ik herkende hem; het was de ring die we gezien hadden in de Niessing-winkel in New York. Het ontwerp van de ring was bedrieglijk eenvoudig: een prachtige diamant die gevat was in een band van mat platina. Het werd een spanring genoemd omdat de diamant slechts tussen de ring werd gehouden door de aangepaste spanning van het edelmetaal. De steen was niet gezet. De diamant hing in het luchtledige alsof het een geweldige goocheltruc van de juwelier was.

Thomas nam mijn hand en deed de ring aan mijn vinger, maar toen hij bij mijn knokkel kwam bleef de ring gewoon steken. ‘Misschien is hij opgezet vanwege de vlucht, jetlag,’ zei ik. Ik trok mijn hand weg om de ring verder te duwen, maar hij verroerde zich niet. Ik vervloekte mijn vader die toen ik een klein meisje was constant mijn knokkels had gekraakt, een van zijn vele grapjes.

Hoezeer ik ook duwde, de ring verroerde zich niet. Mijn vinger begon rood te worden. Thomas keek bezorgd. ‘Doe hem eens aan je andere hand,’ stelde hij voor. ‘Soms is de ene hand smaller dan de andere.’

Maar de ring paste niet. Het was duidelijk: de ring paste niet.

Met grote kracht duwde ik de ring over de knokkel van mijn rechterhand en verklaarde trots: ‘Kijk, het is gelukt!’ Ik hield mijn hand omhoog en probeerde te wennen aan de druk en het gewicht dat het nieuwe sieraad met zich meebracht.